De drie pedagogen

Kinderen leren van elkaar.

Kinderen bouwen gezamenlijk, in interactie met elkaar aan kennis, interpretaties, theorieën van de werkelijkheid. Door uitwisselingen met elkaar ontstaan er nieuwe ideeën en betekenissen en krijgen de 100 talen vorm. Kinderen leren van elkaar en nemen elkaars ideeën meningsverschillen en imitaties over (Mallaguzi).

De volwassenen als begeleider

 Kinderen bezitten alle vaardigheden en bereidheid om te willen leren. De basis van leren is betekenis geven. De volwassene stimuleert op indirecte manier de kinderen om te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Bijvoorbeeld door op de juiste momenten in gesprek te gaan met de kinderen om betekenis en interpretatie te geven aan het onderwerp, of specifieke activiteiten inzetten om uit te dagen tot leren.

Naast begeleiden, is het de taak van de volwassenen om de gebeurtenissen of ontwikkelingen vast te leggen; documenteren. Door te documenteren kunnen zowel de kinderen als de volwassenen het leermoment of de ontwikkeling terugkijken en analyseren.

Leren van de omgeving

De omgeving is op vele manieren een afspiegeling van de cultuur van de mensen die de ruimte scheppen. De ruimte is zo ingericht dat er een stimulerend en interessant centrum van activiteiten ontstaat, wat kinderen hun interesse heeft of opwekt. Zo kunnen ze op onderzoek. Een omgeving is een levend, veranderlijk organisme. Het bepaalt wat wij voelen, denken en hoe wij ons gedragen. De omgeving van het kind, van de ruimte, de materialen en de projecten stimuleert de interactie en communicatie van de kinderen.

Hoe kijken met de ogen van de toekomst

Onze wereld is niet hetzelfde als de wereld van onze ouders.

Daarom konden ze ons niet laten zien wat we precies nodig hadden.

We leerden door ideeën te zien,

maar ook door te zien dat ideeën niet de waarheid waren. 

Wat laten we onze kinderen zien?

Welke ideeën maken zichtbaar wat ze nodig hebben?

Hoe geven we ze ogen die kunnen zien

wat waar is in een veranderende wereld? 

De ogen van de veranderende wereld leren elkaar kennen.

Om te zien wat we samen kunnen zien.

We kijken samen. 

We delen een focus.

We kijken samen naar al onze ideeën binnen deze focus.

We onderzoeken onze ideeën.

En kijken opnieuw. 

We onderzoeken onze nieuwe ideeën….

En kijken opnieuw.

We onderzoeken onze nieuwe ideeën……

En kijken opnieuw en we kijken opnieuw!                                    

Want de ogen van de toekomst hebben de tijd

Anke de Vries, aterlierista de Buitenkans

Leren omgaan met veiligheid

Kinderen leren door het onderzoeken van hun omgeving en hierin te experimenteren. We vinden het belangrijk dat kinderen zelf risico’s leren inschatten. Daarom wordt de kinderen geleerd met kleine risico’s om te gaan. Kinderen mogen materialen en hun omgeving onderzoeken. Wel gaat dit binnen kaders vanuit veiligheid. We stellen onszelf de vraag, ‘wat is het ergste wat kan gebeuren?’ Wanneer de veiligheid in het geding komt, grijpt de volwassene in.

We vinden het belangrijk kinderen uit te leggen wat risico’s zijn. Bijvoorbeeld in de volgende situatie; Twee kinderen die in de gang aan het rennen zijn. Hierbij bestaat er een kans dat kinderen op elkaar botsen en zichzelf of de ander pijn doen. Er wordt benoemd dat de kinderen buiten mogen rennen, omdat daar letterlijk ruimte is om te rennen. Het kind wordt wel gezien in zijn behoefte om te bewegen, maar het risico wat dit met zich meebrengt, wordt op deze manier verkleind. We benoemen het bewust positief, in plaats van ‘je mag hier niet rennen’ benoemen we ‘rennen doen we buiten’.