De drie pedagogen
Kinderen leren van elkaar.
Kinderen bouwen gezamenlijk, in interactie met elkaar aan kennis, interpretaties, theorieën van de werkelijkheid. Door uitwisselingen met elkaar ontstaan er nieuwe ideeën en betekenissen en krijgen de 100 talen vorm. Kinderen leren van elkaar en nemen elkaars ideeën meningsverschillen en imitaties over (Mallaguzi).
De volwassenen als begeleider
Kinderen bezitten alle vaardigheden en bereidheid om te willen leren. De basis van leren is betekenis geven. De volwassene stimuleert op indirecte manier de kinderen om te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Bijvoorbeeld door op de juiste momenten in gesprek te gaan met de kinderen om betekenis en interpretatie te geven aan het onderwerp, of specifieke activiteiten inzetten om uit te dagen tot leren.
Naast begeleiden, is het de taak van de volwassenen om de gebeurtenissen of ontwikkelingen vast te leggen; documenteren. Door te documenteren kunnen zowel de kinderen als de volwassenen het leermoment of de ontwikkeling terugkijken en analyseren.
Leren van de omgeving
De omgeving is op vele manieren een afspiegeling van de cultuur van de mensen die de ruimte scheppen. De ruimte is zo ingericht dat er een stimulerend en interessant centrum van activiteiten ontstaat, wat kinderen hun interesse heeft of opwekt. Zo kunnen ze op onderzoek. Een omgeving is een levend, veranderlijk organisme. Het bepaalt wat wij voelen, denken en hoe wij ons gedragen. De omgeving van het kind, van de ruimte, de materialen en de projecten stimuleert de interactie en communicatie van de kinderen.